woensdag 19 april 2017

Wat een paardenbloem mij leert over innovatie...

Moet het nog gezegd in een era waarin alternatieve feiten of 'fake news' dagelijks gespreksstof is: "There is no truth. There is only perception." Ik moest daar even aan denken als ik Hans Vermeulen hoorde vertellen over de paardenbloem. Als de naam Hans Vermeulen je niks zegt, is dat geen verrassing. Nochtans is hij wel een bijzondere figuur. Van origine opgeleid als componist, schreef hij behoorlijk wat muziekwerken voor het vroegere BRT-orkest, het Nationaal Orkest van België en het Symfonisch Orkest van Vlaanderen. Parallel met die activiteiten begon hij zich al in zijn jeugd te verdiepen in alles wat ook maar te maken heeft met planten en paddenstoelen. Ondertussen is hij in Vlaanderen één van de wandelende encyclopedieën voor inheemse fauna. Op stap gaan met hem is dus qua ervaring vergelijkbaar met een snoepwinkel binnen gaan met 20 frank op zak veertig jaar geleden. Een aanrader moest hij ooit in je buurt een wandeling gidsen.

De paardenbloem dus. Weiden staan er vol van momenteel al dan niet al in pluisvorm. Pisbloem wordt ze in Vlaanderen ook wel eens genoemd. Ik heb altijd gedacht dat het een wat denigrerende benaming was voor een bloem die overvloedig, soms in menige groene gazon tot frustratie van de eigenaar te overvloedig, aanwezig was. Dat was een foute interpretatie van mijnentwege. Het Vlaamse 'pisbloem' of 'pisseblomme' tot 'beddezeekers' zoals ze in West-Vlaanderen zeggen, komt van de Franse benaming Pissenenlit, wat zoveel wil zeggen als bedplassen. Waarom dat zo is, kan je experimenteel verifiëren door 's avonds een extract van de bloem te drinken.

Een wonderbaarlijke en miskende bloem is het. Correctie, miskende bloemen, moet ik zeggen. Zo'n paardenbloem bestaat immers uit 10-tallen tot honderden individuele (lint)bloemen. Elk geel bloemblaadje is een bloem op zich. Elk van die bloemen kan worden bestoven en daardoor zaad produceren. Bestuiving is echter zelfs niet nodig: de paardenbloem slaagt er ook zonder bevruchting in om zaad te vormen en zichzelf te klonen. Meteen een reden waarom ze zo veelvuldig voorkomt. Doordat ze vroeg bloeien, zijn ze één van de eerste voedselbronnen in het voorjaar voor bijen. Alvast één reden om ze te koesteren in je gazon.

Zeg ook nooit zomaar paardenbloem. Alleen in België bestaan er al een 250 (micro-soorten). Om de complexiteit van dingen te begrijpen, proberen we uiteraard snel te standaardiseren.  Ook binnen de aanpak van innovatie is standaardisatie een manier om de onzekerheid die innoveren met zich meebrengt beter te vatten. Een voorbeeld van zo'n standaardisatie is de adoptiecurve van Rogers. Uitgangspunt: elke innovatie kenmerkt zich door een Gaussiaanse adoptiecurve, met achtereenvolgens adoptie door innovators, early adopters, early majority, late majority en tot slot de laggards. Bij de overgang van de early adopters naar de early majority moet je nog de spreekwoordelijke kloof (chasm) over die je eventueel in de valley of death kan doen omkomen van de dorst. Het model heeft zijn waarde bewezen: de adoptiesegmenten die het beschrijft zijn valabel. Het risico zit echter in de vorm van de curve: als die als maatgevend wordt genomen voor het initiële adoptiepotentieel kan dat een overschatting (of onderschatting) zijn. Elke innovatie heeft zijn eigen karakteristieken qua adoptie, waardoor het inschatten van een productspecifieke adoptiecurve nuttig is. Dat kan via intentiegebaseerd marktonderzoek, waarbij mogelijke klanten worden bevraagd op hun intenties om de innovatie te gebruiken binnen een bepaald tijdsbestek. Dergelijk inzicht is cruciaal om het business model af te stemmen op de grootte van de groep en de verwachtingen. Het is een tool die bv. Imec/iMinds wel eens gebruikt bij gebruikersonderzoek.

Zeg dus nooit meer denigrerend 'pisbloem' tenzij je refereert naar de medische capaciteiten van de Taraxacum officinale. Wie al eens de stengels van een paardenbloem heeft doorgeknakt, weet dat een witte substantie vrijkomt, een mengsel waarin ondermeer eiwitten en harsen zitten. Reeds in de Tweede Wereldoorlog werd in de Sovjet-Unie een variant geteeld waarbij in het melksap latex zat, geschikt voor de verwerking tot rubber. Door de inzet van de kolchozen was dat ook financieel haalbaar en werd op een bepaald moment tot 30% van de rubberbehoefte van de USSR door de paardenbloemteelt voorzien. De opkomst van de synthetische rubber concurreerde deze productie echter weg.  De opbrengst was te laag. Nieuwe genetische technieken lijken echter te gaan zorgen voor een revival. Ondermeer het Nederlandse bedrijf Keygene verricht onderzoek om de opbrengst per hectare sterk te verhogen. Opbrengsten van 1000 kilo per hectare zouden haalbaar worden. Raffinage van dit natuurlijke product zou bv. perfect kunnen in suikerraffinaderijen, die mogelijk capaciteit verliezen nu suiker in verdrukking komt. Trouwens, in het melksap van de paardenbloem zit ook inuline dat een gezonde variant is voor suikers voor diabetes patiënten. Zouden ze dat in Tienen al weten...?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten