woensdag 29 maart 2017

Wat een heremietkreeft mij leert over innovatie...

Insecten en innovatie: het is een duo dat momenteel wel eens vaker in de mond wordt genomen. In de zoektocht naar alternatieve grondstoffen, komen insecten, naast ook algen, meer en meer op de voorgrond. De gemiddelde vlieg is best rijk aan eiwitten, vetten en niet te vergeten chitine. Die chitine is een soort van polysaccharide en naast cellulose het meest voorkomende polymeer op aarde. Dat chitine ook schimmels niet vreemd is, heeft daar veel mee te maken. In de natuur hebben een grote groep van chitine houdende species zich verenigt in de stam van de Geleedpotigen. Naast insecten maken ook spinnen en kreeften deel uit van die groep. Tot daar het taxonomie-luik.

Het pantser van een gemiddelde kreeft bevat naast chitine ook nogal wat kalk. Dat maakt van zo'n pantser een stevige beschermingslinie. Nadeel is echter dat zo'n strak pantser omzeggens geen rek heeft. Een kreeft die groeit, zal dus van pantser moet veranderen. Een paar keer per jaar vervelt zo'n kreeft, een frequentie die afneemt in functie van de ouderdom. Na het afwerpen van het pantser is de kreeft tijdelijk kwetsbaarder omdat het enkele dagen duurt vooraleer het nieuwe schild is uitgehard. Het oude pantser wordt meestal verorberd als bron van kalk en chitine. Circulaire economie in het kwadraat.

De heremietkreeft is een beetje de loser onder de kreeften. De meeste heremietkreeften hebben immers een achterlijf dat ongepantserd is. Dat maakt het risico op predatie door vissen of vogels natuurlijk beduidend hoger. Er zit voor zo'n heremietkreeft dus niks anders op dan bescherming te zoeken in een extern pantser. Maar ook zo'n pantser is maar beperkt in tijd nuttig, want wordt al snel wat te klein. De heremietkreeft toont evenwel ondernemerschap: ze blijft niet bij de pakken zitten en gaat dus op zoek naar een groter pantser. En ze is daarbij niet alleen. Al snel vinden verschillende groottes van heremietkreeften mekaar op een ruilbeurs en zet zich een seriële uitwisseling van pantsers in gang. Je moet het zien om het te geloven.

Het is de oncomfortabele situatie die de heremietkreeft aanzet tot ondernemerschap en een unieke vorm van samenwerking. Moest de kreeft geen nood hebben aan een nieuw huis, zou ze niet tot deze prachtige vorm van interactie met soortgenoten komen. Het is de 'out of comfort' die aanzet tot actie en groei, een groei die vervolgens weer zal leiden tot een nieuwe 'out of comfort' situatie. Uiteraard zou je de kreeft een pilletje kunnen geven om haar toe te laten de pijn te verharden in haar te kleine schelp. De wil naar innovatie zal daardoor zakken, maar de kansen op verandering des te meer.

De manier waarop de kreeften samenwerken om te streven naar een win-win, is ook een mooi voorbeeld hoe het ook kan in de bedrijfswereld. Groot helpt klein, door assets en kennis te beschikking te stellen die het zelf niet voldoende kan exploiteren, maar die erg waardevol zijn in het groeitraject van kleinere bedrijven. En ja, af en toe wordt er ook door de heremietkreeft een robbertje gevochten voor een beschikbaar pantser. De kreeft met de beste troeven zal iets sneller groeipotentieel uitbouwen dan de concurrentie. Darwin houdt altijd een oogje in het zeil dat zijn theorie gevolgd wordt...

woensdag 22 maart 2017

Wat een socioloog mij leert over innovatie...

"Innovatie lijkt wel een ideologie geworden". Aan het woord was iemand met een sociologische achtergrond waarmee ik een babbel deed over mijn dagelijkse activiteiten. Dat moest ik even laten bezinken. Ik kreeg daar ook de tijd toe, want wat volgde was een rijkelijke woordenstroom die zijn stelling staafde. Van een socioloog mag je ook niks anders verwachten dan een degelijke wetenschappelijke onderbouwing.

In de jaren '60, in de nasleep van de Vietnam oorlog, waren de moorden op Kennedy en Martin Luther King en de sterke milieuvervuiling maar enkele indicatoren van een maatschappelijke teleurstelling en een gemis aan vooruitgang. Aangemoedigd door de overheid, werd daarom nog sterker ingezet op technologische vooruitgang, al snel in de markt gezet als innovatie, als een alternatieve, meer moraal-neutrale vooruitgang. De nadruk kwam te liggen op het vieren van technologische successen en economische groei tout court zonder veel bekommernis of die echt bijdroegen tot een echte maatschappelijke vooruitgang. Het was de ideale voedingsbodem om een innovatiebolwerk als Silicon Valley te laten ontkiemen.

In de jaren '80 had Silicon Valley al een status bereikt die tot voorbeeld strekte voor het wereldwijd inzetten op regionale innovatieclusters.  Dat is 35 jaar later nog altijd een pijler in menige beleidsnota in diverse landen. Een katalysator in het streven naar regionale innovatienetwerken was het boek 'The Creative Class' van Richard Florida, dat ondertussen ook al in zijn pubertijd zit, want geschreven in 2002. Het was de ultieme verheerlijking van het Silicon Valley model, een walhalla van creativiteit en technologische vooruitgang. Disruptie was in die jaren het nieuwe modewoord, hoewel ook dat in feite geen nieuw gegeven is. Joseph Schumpeter beschreef in de jaren '30 al het concept van creatieve destructie, waarbij enkel disruptie en destructie van bestaande technologie en industrieën kan leiden tot maatschappelijke vooruitgang en groei. In het begin van het nieuwe millennium werd innovatie echt een doel op zich: innovate or die.

Vanaf 2005 duiken er dissidenten op die de onvoorwaardelijke hunker naar 'innovatie om de innovatie' in vraag stellen. Niet zelden komen die meer kritische reflecties uit de mond van designers. Eén kritische noot is dat innovatie verwaterd is tot 'window dressing' van bedrijven die onmachtig zijn om effectief te innoveren. Maar een veel belangrijkere kritiek is dat de echt innovatieve bedrijven en nog meer de innovatieve campussen te weinig echte impact hebben op hun regio. Klassiek voorbeeld is dat de Google werknemers met luxe bussen werden vervoerd naar de campus, waardoor ze totaal geen besef hadden van de armoede die de campus omringde, noch van het lamentabele openbare vervoer dat er heerste.

Mijn gesprekspartner socioloog was nu helemaal op dreef en kwam  finaal tot zijn these, een goede wetenschapper waardig. We hebben niet (alleen, nvdr) meer nood aan innovatie, we hebben des te meer nood aan mensen die technologie toepasbaar maken en veel ruimer toegankelijk maken in functie van maatschappelijke vooruitgang. Maintainers noemt hij ze.  Het accent moet verschuiven van de input, i.e. de technologische vernieuwing, naar de output, i.e. de meerwaarde voor de (bredere) maatschappij. Dat lukt niet met bedrijven van enkel ingenieurs en IT specialisten. We hebben nood aan bedrijven of samenwerkingsverbanden waarin interdisciplinariteit heerst: technologen aangevuld met historici, sociologen, artiesten en zelfs activisten.

Bij het nieuws over het Toekomstverbond voor het ontwarren van de mobiliteitsknoop in Antwerpen vorige week, moest ik, wachtend in een Antwerpse file (no kidding) terugdenken aan mijn gesprek met de socioloog. De vooruitgang komt hier niet van technologische vooruitgang, maar van mensen van verschillende horizonten die mekaar uiteindelijk vinden in een maatschappelijk project. Om het met zijn variant op een quote van Einstein te zeggen: brede maatschappelijk vooruitgang is een ideaal, innovatie de trouwe dienaar. We hebben de afgelopen 20 jaar de dienaar vereerd, maar hier en daar allicht het ideaal vergeten...

woensdag 15 maart 2017

Wat een mammoet mij leert over innovatie...

Een klein bericht in de krant vorige week trok even mijn aandacht. Ik geef het toe: ik heb een interne filter voor alles wat ook maar neigt naar een verhaal over ecologie en evolutieleer. Een titel zoals 'Mysterie na decennia ontrafeld: daarom is de mammoet uitgestorven' passeert dus niet zomaar onder de radar. De mammoet is een van die uitgestorven soorten die tot de verbeelding spreken. Zeker de wolharige variant, vaak met haren tot op de grond en slagtanden die de tanden van een hedendaagse olifant degraderen tot melktanden, spreekt tot de verbeelding. Die wolharige variant dook voor het eerst op zo'n 600 000 jaar geleden. Zo'n 3000 à 4000 jaar besloot het laatste exemplaar, weliswaar zonder veel keuze, om de soort definitief naar de geschiedenisboeken te bannen.

Hoe komt zo'n mastodont aan zijn einde? Van de dinosauriërs zijn er sterke vermoedens dat ze, samen met de meeste andere soorten boven 4 à 5 kg, uitstierven toen een reusachtige meteoriet de aarde trof nabij Yucátan in Mexico. Het uitsterven van de mammoeten was echter veel selectiever. Lang werd gedacht dat een klimaatwijziging aan de oorzaak lag. Van 116 000 tot 10 000 jaar geleden woedde in Europese contreien nog een ijstijd.  De gebieden die vrij waren van ijs, kenmerkten zich door grasland zonder veel bomen, een ideale habitat voor grazers als de mammoet. Geleidelijk aan begon de aarde terug op te warmen waardoor  graslanden plaats maakten voor bomen en bossen. De mammoet zijn voedselbron kwam in verdrukking en de soort verzwakte. De langere levensduur van de soort, verhinderde een snelle adaptatie aan die wijzigende omstandigheden. Ze hanteren immers een K-strategie. De jagende mens heeft ongetwijfeld verder bijgedragen tot het uitdunnen van de populatie.

Recent onderzoek aan de Universiteit van Californië toont aan dat het genetisch materiaal van de soort vlak voor het verdwijnen volledig ontregeld was. Het DNA zat vol fouten waardoor de mammoet haar smaakzin verloor en zich asociaal begon te gedragen. Anders gezegd: de mammoet zocht niet langer gezelschap op. Het uitsterven van de mammoet is daarmee een "mooi" voorbeeld van genetische drift: populaties die te klein worden, geraken uiteindelijk in een genetische meltdown. Er is onvoldoende uitwisseling van genetisch materiaal, waardoor de genetische gezondheid achteruit gaat. Het begin van een vicieuze cirkel.

Al ooit gehoord van Open Innovatie? Genetische variatie op bedrijfsniveau is de onderliggende oorzaak waarom het samenwerken met andere bedrijven en sectoren, kenniscentra, overheden en klanten zo belangrijk is. Een bedrijf op zichzelf, hoe groot ook, komt op een bepaald moment in een creatieve meltdown, waarbij de slagkracht voor innovatie kan doodbloeden. Out-of-the-box denken is dan onvoldoende. Het is vooral zaak om 'uit je hok' te komen en te verbinden met ander genetisch materiaal, dat ver genoeg afwijkt van dat van je bedrijf. Dat wordt des te kritischer als er een sterke klimaatsverandering is. De digitaliseringsgolf is de klimaatschok van deze tijd. Ze gaat dan ook nog gepaard met een echte klimaatwijziging, wat ook nog een grondstofschok tot gevolg heeft. Kenmerkend voor elke klimaatwisseling in het verleden is dat kleine organismen zich sneller en beter aanpassen. Het verklaart de groeiende populatie aan kleine ondernemingen. Weet dat er ook dwergmammoeten gevonden zijn, i.e. de mammoet heeft mogelijk, gedwongen door de omstandigheden, nog een poging gedaan om zich aan te passen. Zonder succes. Too late, too little...

woensdag 8 maart 2017

Wat een ballonnenkunstenaar me leert over innovatie...

Vorige week genoot ik van de première van de voorstelling 'Doorprikt' van Tom Bibo. Als die naam geen belletje doet rinkelen, heb je allicht niks met ballonnen. Hij heeft immers wereldwijd faam verworven als ballonnenkunstenaar en illusionist, onder andere bij Cirque du Soleil. In zijn nieuwe show komt daar ook wat stand-up comedy bij. Hij vertelt daarin ook kort over zijn ervaringen met kinderen in Plopsaland, waar hij jarenlang als ballonnenkunstenaar actief was. Niet elke kleine pagadder was daarbij bepaald een toonvoorbeeld van aangenaam gezelschap. En zoals dat gaat 'eigen kind, schoon kind, dus het is als ballonnenkunstenaar zaak om dan niet uit je rol te vallen. Het is een klassiek voorbeeld in de sociale psychologie. Ouders wiens eigen kind lastig doet, gaan dat al snel wijden aan een opkomende ziekte, vermoeidheid of een of andere ad hoc reden. Omstaanders die het kind en de ouders niet kennen gaan al even snel tot de conclusie komen dat het gewoon een onhandelbaar kind is. Wat hier speelt is de 'actor-observer asymmetry'.

Het was de psycholoog Edward Jones die in 1971 deze hypothese beschreef. Door observaties kwam hij tot de conclusie dat mensen hun eigen gedrag en acties gaan verklaren door specifieke omstandigheden. Omstaanders daarentegen gaan gedrag en acties eerder verklaren door veralgemening. Iemand die zijn job niet goed gedaan heeft, zal specifieke redenen aanbrengen, te catalogeren als overmacht. Anderen zullen aangeven dat ze een losbol is. Los van het feit wie gelijk heeft in haar observaties, slaagt geen van beiden erin om de observatie van de andere naar waarde te schatten. Weet dat die slechte chauffeur die daarstraks op de linkerrijstrook bleef rijden, door jou een etiket kreeg opgeplakt als resultaat van de 'actor-observer asymmetry'.

In de economie speelt dit concept bv. in de reclame. Als mensen gevraagd wordt waarom ze een bepaald kledingstuk kopen, zullen ze zeer specifieke redenen aanhalen. Het zit als gegoten of het past perfect bij die broek. Gevraagd waarom andere mensen bepaalde kledij kopen wordt al snel aangehaald dat ze gewoon de mode van de dag volgen.

Het bestaan van de 'actor-observer asymmetry' hou je best in je achterhoofd als je klanten begint te observeren en/of bevragen omtrent hun aankoopgedrag en achterliggende noden. Innovaties baseren op een te beperkt aantal bevragingen en observaties is niet zonder risico's. Veralgemening loert bij je als externe observeerder om de hoek. Terwijl de geobserveerden mogelijk erg specifieke omstandigheden kunnen aanhalen waarom ze eenmalig interesse hadden in een oplossing, zou je als observeerder die interesse kunnen veralgemenen en zie je de herhalingsaankopen en de euro's die ze vergezellen toestromen. Het is die veralgemening waarop nogal wat business modellen hun tanden stuk bijten...